Het pensioen dat via de werkgever wordt opgebouwd is in materiële zin na het loon de belangrijkste arbeidsvoorwaarde. Gemiddeld werkt een werknemer bij een voltijdbaan één dag in de week voor het pensioen. Een goed pensioen is belangrijk om ook na pensionering een bepaalde levensstandaard te kunnen voortzetten. Reden waarom de pensioenopbouw van oudsher veel aandacht heeft van cao-partijen en de Stichting van de Arbeid.
AOW
Op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen alle Nederlands ingezetenen een basispensioen van de rijksoverheid in de vorm van een AOW-uitkering. De overheid verstrekt deze uitkering zodra de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Sinds 2013 wordt de AOW-ingangsdatum geleidelijk verhoogd vanwege de stijging van de levensverwachting. De AOW wordt opgebouwd uit rechten voor elk jaar dat men in de 50 jaar voorafgaand aan de geldende AOW-leeftijd in Nederland verblijft (per jaar 2%). Het is dus niet noodzakelijk dat er gewerkt wordt in die jaren. De uitvoering van de AOW is in handen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Het aanvullend pensioen dat werknemers bij hun werkgever opbouwen houdt rekening met dit basispensioen en wordt hierop afgestemd. Wijzigingen in de AOW hebben ook een doorwerking naar het aanvullend pensioen. Dit is de reden waarom werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid zich niet alleen buigen over vraagstukken met betrekking tot de arbeidsvoorwaarde pensioen. Zij houden ook de ontwikkelingen van de AOW goed in de gaten. Als dat nodig is, brengt de Stichting hier adviezen over uit.
Ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen is een aanvulling op de AOW en wordt daarom ook wel aanvullend of tweede pijler-pensioen genoemd. Voor dit pensioen wordt tijdens het werkzame leven premie betaald. In Nederland bouwt ongeveer 90% van de werknemers een ouderdomspensioen op. Het aanvullend pensioen is een secundaire arbeidsvoorwaarde. Het is uitgesteld loon dat door werknemers tijdens hun werkzame leven wordt opgebouwd. Het ouderdomspensioen vormt de kern van de pensioenregeling. De premie wordt samen door de werknemer en de werkgever betaald en afgedragen aan een pensioenfonds, een premiepensioeninstelling of een verzekeraar. Met het opgebouwde kapitaal wordt bij pensionering een levenslange uitkering verstrekt.
Tot uiterlijk 1 januari 2028 zijn er drie typen pensioenregelingen te onderscheiden. Een
uitkeringsovereenkomst (defined benefit/DB-regeling) is een pensioenregeling waarbij afspraken worden gemaakt over de hoogte van de pensioenuitkering. Deze uitkering vrijwel altijd gebaseerd
op het gemiddeld verdiende salaris (de middelloonregeling). Bij een
premieovereenkomst (defined contribution/DC-regeling) worden afspraken gemaakt over de premie die ingelegd wordt. Omdat de premie wordt belegd, staat tijdens de opbouw de uitkering nog niet vast. Vlak voor de pensioendatum kan voor een vaste uitkering of een variabele uitkering worden gekozen. Een weinig voorkomende vorm in Nederland is de
kapitaalovereenkomst. Hierbij worden afspraken gemaakt over de hoogte van het kapitaal waarmee een pensioenuitkering aangekocht wordt op pensioendatum. Met het
nieuwe pensioenstelsel worden alle pensioenen in beginsel een premieovereenkomst of DC-regeling.
Arbeidsongeschiktheidspensioen
In de arbeidsvoorwaardelijke pensioenregeling zijn vaak aanvullende afspraken gemaakt over een uitkering bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van een deelnemer. Deze afspraken kunnen betrekking hebben op een aanvulling op de wettelijke WAO- of WIA-uitkering. Dit heet het arbeidsongeschiktheidspensioen. Ook kunnen er afspraken zijn over een voortzetting van de pensioenopbouw zonder betaling van pensioenpremie. Dit heet premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid.
Nabestaandenpensioen
Bij het wegvallen van een inkomen door het overlijden van een partner of ouder is een financieel vangnet van groot belang. In de pensioenregeling zijn daarom meestal ook over een nabestaandenpensioen afspraken gemaakt.
Als de werknemer overlijdt dan kunnen de partner en kinderen tot een bepaalde leeftijd aanspraak maken op een pensioenuitkering. Dit heet partnerpensioen of wezenpensioen. Meestal gaat het bij het partnerpensioen om 50% tot 70% van het ouderdomspensioen en bij het wezenpensioen om 14% van het ouderdomspensioen. Als de werknemer overlijdt voor de pensioendatum, is er in sommige regelingen ook nog een Anw-hiaatverzekering afgesproken.
In 2020 heeft de Stichting het uitgebreide
advies Nabestaandenpensioen uitgebracht om het nabestaandenpensioen in Nederland te verbeteren en de verschillende regelingen beter op elkaar af te stemmen. Dit advies vormt een belangrijke basis voor het nabestaandenpensioen zoals dat in het nieuwe pensioenstelsel wordt vormgegeven.
Rol Stichting van de Arbeid
Omdat pensioen zo’n belangrijke arbeidsvoorwaarde is, besteedt de Stichting van de Arbeid hier van oudsher veel aandacht aan in de vorm van akkoorden, adviezen en aanbevelingen aan cao-partijen en pensioenfondsbestuurders. Ook zijn er akkoorden met het kabinet gesloten over de hervorming van het pensioenstelsel.